“Het gaat om een aantal basisregels hoe de algemene en seksuele omgang in de westerse wereld gebeurt. Het gaat dan over het feit dat het normaal is dat vrouwen hier gaan werken en stemmen. Maar er wordt ook uitgelegd dat vrouwen hier kort gekleed op straat kunnen lopen en dat je vrouwen niet zomaar mag betasten. […] Ik vind dat we veel harder moeten opkomen voor de essentie van onze democratische rechtstaat”, zei Theo Francken op 3 januari 2016 over een verplichte cursus omgaan met vrouwen voor asielzoekers. “Het was wel degelijk een verkrachting, U hebt de grenzen niet gerespecteerd. U penetreerde het slachtoffer. Maar het gaat niet om een brutale verkrachting. De zaak past in een specifieke context. Een vriendschapsrelatie waar twee personen een verschillend beeld van hadden […] de rechtbank houdt rekening met die omstandigheden. De rechtbank wil uw verdere leven niet hypothekeren. U hebt ook blijk gegeven van spijt, en er is schuldinzicht”.
Dit besloot de correctionele rechtbank op 3 februari 2016 over een bewezen verkrachting voordat opschorting verleend werd aan de dader.

Helaas is het zo dat wanneer dat geweld tegen vrouwen dan naar een westerse variant vertaald wordt – verkrachting door iemand uit de nabije omgeving – datzelfde democratisch systeem gebaseerd op de fundamentele gelijkheid tussen vrouwen en mannen, dat claimt een nultolerantie voor seksueel geweld te belijden, datzelfde geweld niet bestraft. “Verzachtende omstandigheden”, heet dat dan. Voor het slachtoffer in kwestie waren er helaas geen verzachtende omstandigheden. Haar verdere leven, in tegenstelling tot dat van de dader, is gehypothekeerd.
Het is bijna ironisch dat amper één maand na de aanrandingen in Keulen, de massale publieke verontwaardiging en het politiek spierballengerol dat ons verzekerde dat het aanpakken van seksueel geweld een prioriteit is in ons land én dat de gelijkheid tussen vrouw en man een fundamenteel beginsel is van ons democratisch systeem we (helaas) zulk een perfect voorbeeld van het falen van dat beleid voorgeschoteld krijgen. Degenen die erop wezen dat geweld tegen Belgische vrouwen door Belgische mannen nog steeds schering en inslag is kregen resoluut te horen dat dat absoluut niet te vergelijken is met wat er in Keulen gebeurde en dat westerse vrouwen niet te klagen hebben (en maar beter stil zijn) – én dat in België seksueel geweld serieus wordt genomen en degelijk bestraft.
Met mijn juristenbril op begrijp ik de frustratie en het ongeloof over de kritiek op het vonnis uitgaande van Walter Van Steenbrugge, Paul Quirynen en Henri Heimans. De drie welbespraakte en welbelezen mannen duidden erop dat niemand (al zeker niet de “lustige tafelspringsters” verwijzend o.a. naar de Vrouwenraad en Staatssecretaris Elke Sleurs) het dossier of de omstandigheden kende, dat er foutieve berichtgeving had plaatsgevonden en dat de luide politieke en mediakritiek op het vonnis ingaat tegen de basisbeginselen van de rechtstaat en de scheiding der machten. En dat er ook twee vrouwen zetelden in het rechtscollege dat uitspraak gedaan had over de bewuste zaak. Het kan de niet-genderbewuste persoon al eens in de war brengen.
Met mijn andere brillen terug op, constateer ik vooreerst dat de gelijkheid van mannen en vrouwen en de strijd tegen discriminatie, zoals gezegd, evengoed basisbeginselen van de Belgische rechtstaat zijn en dat de essentie van de initiële verslaggeving correct was: de dader werd schuldig bevonden aan verkrachting maar werd niet gestraft – het slachtoffer kreeg een schadevergoeding toegekend als burgerlijke partij – de motivatie van de rechters was gedeeltelijk gebaseerd op het feit dat de dader de signalen van het slachtoffer verkeerd geïnterpreteerd had. Daarnaast is het irrelevant of er al dan niet vrouwelijke rechters in het rechtscollege zetelden – wat de mannen, na haastig de aanwezigheid van de vrouwelijke rechters in het maken van de beslissing te benadrukken, tegenstrijdigerwijze ook verkondigen (“alsof mannen geen correct juridisch of ethisch waardeoordeel zouden kunnen vellen over zedenzaken”).
Volgens Mr. Quirynen is het zo dat “(w)anneer het woord ‘verkrachting’ valt er vandaag bij sommigen blijkbaar geen genade meer [is]”. Toch leert de praktijk ons keer op keer het tegenovergestelde: verkrachtingen worden niet aangegeven, worden vaker geseponeerd dan vervolgd en als het hele parcours, in de minderheid van de gevallen, dan toch geheel doorlopen wordt kan het ook nog zijn dat de dader geen straf wordt opgelegd. Juridisch is dit inderdaad allemaal perfect mogelijk.
Maar, zoals de heren tafelspringers hierboven zelf benadrukken, gebeurt alles binnen een specifiek kader, los van het puur juridische en objectieve. Verkrachting is een zeer specifiek kader, een vorm van geweld tegen vrouwen (“gender-based violence“), een manifestatie van de machtsongelijkheid tussen vrouwen en mannen en een schending van een van de basisbeginselen van onze Belgische staat en van de mensenrechten. Een kader waarin België, onder andere door de ondertekening van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, internationale verplichtingen heeft om “vrouwen te beschermen tegen alle vormen van geweld en geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te voorkomen, te vervolgen en uit te bannen”. In het internationaal strafrecht en de mensenrechten kan en wordt verkrachting – onder bepaalde specifieke omstandigheden – gezien als foltering, onmenselijke of vernederende behandeling (verboden onder art. 3 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens) of als een misdaad tegen de mensheid (art. 7 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof).
Feit is dat verkrachting een specifieke en agressieve vorm van geweld tegen vrouwen is. Feit is dat verkrachting vaker niet dan wel juridisch noch maatschappelijk bestraft wordt. Feit is dat, al verschillen randfactoren van zaak tot zaak, de dader die welbewust iemand verkracht daar altijd volledig verantwoordelijk voor is. Feit is dat we onze rechters, de ultieme bewakers van onze democratie, toevertrouwd hebben met het handhaven van de basisbeginselen van onze rechtstaat. Feit is dat het simpel is: er zou geen genade mogen zijn – al is die er nog steeds.